Annuleren

Zoek hier binnen onze website

Blog: Een moeilijke vraag

BLOG.jpg

“Juf, het is niet waar, hè.” Waar ik eerst nog recht achter mijn bureau een mail typ, draai ik nu mijn bureaustoel een kwartslag naar de jongen toe. Ik kijk hem aan. Zijn donkere ogen staren me aan, ietwat afwachtend. Allebei zijn handen nonchalant in z’n broekzak gestoken.

“Wat is er niet waar?”, vroeg ik hem. “Nou, dat de Heere niks kan. Want Hij kan toch alles, juf?”

Ik had deze vraag niet verwacht. Ja, gesprekken over dingen rond en uit de Bijbel voeren we vaker in de klas. Dat zijn mooie, leerzame, maar ook moeilijke gesprekken. Want ja, een juf weet toch alles? Hoe kan het dan dat ze op sommige vragen geen antwoord heeft?

Soms is dat best moeilijk. Waar je in bepaalde dingen zelf nog zoekend bent, staan er op andere momenten kinderen met grote vraagtekens naast je bureau. En zeker, ik zou die momenten niet willen missen. Want zulke momenten zijn goud waard. Maar lastig zijn ze wel.

En nu, nu staat deze jongen voor me. Acht jaar mocht hij pasgeleden worden. Ik merkte het al als juf. Het leek wel of alles hem meer bezighield de laatste tijd.

“Ja, Hij kan zeker alles. Hij zorgt ook voor alles,” reageer ik. “Weet je nog dat we het daar vanmorgen bij het Bijbelverhaal over hadden? We mochten wakker worden, er was eten en drinken en je mocht veilig op school aankomen. Allemaal gaven van de Heere. Maar waarom stel je die vraag eigenlijk?’”

Hij vertelt dat zijn buurjongen niet naar de kerk gaat. Die buurjongen had gezegd:  “Als die God van jullie echt alles zou kunnen, dan zouden oorlogen ook stoppen.”

En met deze vraag staat hij nu bij zijn juf. Zijn juf, die zelf ook geregeld over deze vraag nadenkt.

Ik probeer een antwoord te formuleren. Ik vertel dat de Heere niets doet zonder dat Hij er Zelf niet achter staat. Dat wij bepaalde dingen in ons leven soms niet begrijpen. Dat we zo graag alles willen begrijpen, maar dat het niet kan. Dat God een God van wonderen is. De Heere kan alles, maar Hij doet niet alles. Waarom niet? Omdat het dan Zijn wil niet is.

Hij was het met me eens. “Maar,” zegt hij, “ik vind het wel lastig, juf.” Met een glimlach kijk ik hem aan. “Jongen, de juf vindt het zelf ook lastig. Dat zou je misschien niet denken, hè. Ook juffen en meesters hebben daar hun vragen over. Maar jij weet, net als ik, bij Wie je terecht kunt met al die vragen. Toch?”

Hij knikt hard en zegt: “Maar nu moet ik weer knikkeren.” En weg is hij.

Annerinda Hardenbol

377