Ons werd opgedragen om in de hal te wachten tot er een lampje zou gaan branden. Wisten wij veel, we hadden dat hele ding niet eens gezien. We wisten niet hoe gauw we op moesten staan. Een aantal minuten later mochten we weer binnenkomen. Het gezin waar we eerst naast zaten, was wat ruimer gaan zitten. Wij namen op een krappere bank daarachter plaats. Nu waren we kennelijk welkom. Of werden we slechts getolereerd?
Dat was toch heel anders dan de gastvrijheid van de eerste christengemeente! Lukas beschrijft in Handelingen 2 dat ze alles met elkaar deelden. En die gemeente was geen clubje mensen dat elkaar al lang kenden. Er kwamen dagelijks nieuwe mensen bij. Je moet behoorlijk gastvrij zijn als je met nieuwelingen meteen alles deelt.
Kijk, de gemeente waar ik het over had kwam niet bepaald gastvrij over. Inmiddels zou ik er zo weer heengaan hoor (maar dan keurig wachten op het lampje). Maar welk gerucht gaat er van zo’n gemeente uit? Niet het gerucht van gastvrijheid in ieder geval, geen warm welkom. Van die eerste christengemeente ging dat wel! En daar gaat nog stééds een goed gerucht vanuit. Laat die gemeente een spiegel voor ons zijn. Hoe gaan wij om met gasten uit een andere gemeente? Of met mensen van buiten de kerk die een keer een dienst bijwonen? Vriendelijk en gastvrij, dat moeten we zijn. Met of zonder lampje.
Frank van Putten