Wat is dat toch heerlijk. Die leeftijd waarop kinderen zeggen wat ze denken, zonder zich druk te maken over wat anderen hiervan vinden. Ik heb er dan ook hartelijk om gelachen en toegegeven dat ik een slaaphoofd heb.
Hoe ouder een kind wordt, hoe meer het zich bewust wordt van meningen en oordelen van anderen. Het veilige wereldje van papa, mama, opa en oma breidt zich steeds meer uit op school en bij vriendjes. Hoe groter hun wereld wordt, hoe meer meningen en oordelen ze tegenkomen. Dingen zijn opeens raar, gek of anders. Het zingen, wat op de basisschool nog vol overtuiging gedaan wordt, is op de middelbare school niet meer dan wat gemompel.
Sinds wanneer hebben we bedacht dat de mening van klasgenootjes belangrijker is dan de ogen van Iemand Die altijd álles van ons ziet? Iemand, voor Wie wij allemaal eens rekenschap moeten afleggen? Sinds wanneer vertrouwen we blindelings op meningen die als feiten worden bestempeld, terwijl de feiten uit Gods Woord in een hoekje worden gezet met daarop een sticker: dat komt later wel?
Ik denk dat het maar goed is dat ik niet alles zeg wat ik denk. Het zou er in veel gevallen niet gezelliger op worden. Het is dan ook gelijk duidelijk dat ons denken zondig is, nog voordat we het uitspreken. Laten we beginnen met denken voordat we iets zeggen. En laten we dat dan doen met het oog op Diegene die nooit één woord verkeerd gezegd heeft en zelfs nooit één zondige gedachte gehad heeft. Laten we, met eerbied gesproken, ons iets gaan aantrekken van wat God van ons vindt.
Matanja van Koeveringe