Annuleren

Zoek hier binnen onze website

Column: "De menselijke maat"

In kleine en grote gemeenten worstelen kerkenraden met de vraag op welke manier zij er kunnen zijn voor alle jongeren van de gemeente. Is het reëel dat jongeren verwachten dat een kerkenraadslid hen ziet en kent? Of moet de vraag ook gesteld worden of een gemeente ook zo groot kan worden dat de individuele jongere uit het oog raakt?
Door: Sjaak Jacobse


 

Wakker Dier en Marianne Thieme hebben het toch maar voor elkaar gekregen. Bij ons thuis wordt er kritisch meegekeken met de boodschappen. “Pap, waarom heb je geen ‘beter-leven’ product meegenomen?” En met de uitvlucht dat een salaris bij de Jeugdbond geen biologische levensstijl toestaat, hoef ik niet meer aan te komen. De plofkip is in de ban gedaan. Dieren hebben recht op een goed leven. Wat je er ook van vindt; de Partij voor de Dieren heeft een maatschappelijke discussie uitgelokt. De droom van elke consument: ‘steeds meer kunnen kopen voor steeds minder geld’, heeft zijn prijs. Groot, veel en goedkoop gaan slecht samen met welzijn.

Is een zelfde patroon ook niet zichtbaar in bepaalde kerken? Kleine gemeenten sluiten hun deuren of gaan samen met een naburige gemeente. Grote gemeenten worden nog groter. Er verrijzen steeds meer kerkgebouwen met meer dan duizend zitplaatsen, terwijl het totaal aantal leden van ons kerkverband maar mondjesmaat groeit. Komt dit doordat de Heere krachtig werkt en er lokaal honger is naar het Woord en om met de gemeente samen te zijn?

Ik spreek regelmatig jongeren uit grote gemeenten. Ze leiden vaak een anoniem bestaan in de kerk en hebben het gevoel dat zij wel gemist kunnen worden. Leidinggevenden van een vereniging die hun naam niet kennen en kerkenraadsleden die alleen in algemene termen over ‘de jeugd’ praten,  versterken dit gevoel. Zeker, ze ervaren dat het heil van jongeren weegt, maar missen de persoonlijke dimensie. Voor de waarneming van deze jongeren is de gemeente te groot geworden om ‘een gezin’ te zijn.

Ik worstel hiermee. Ik ben blij met groeiende gemeenten, maar het roept bij mij ook vragen op. Wat is de menselijke maat als het gaat om de omvang van een gemeente? Wanneer is een gemeente te groot om een warm nest voor jongeren te kunnen zijn? Of spelen alleen financiële argumenten een rol om een gemeente niet te splitsen, terwijl de zorg voor elkaar in de gemeente eronder lijdt?

Wat zou het goed zijn als dit gesprek meer gevoerd zou worden in gemeenten. Want gemeente-zijn begint niet met aantallen van drie nullen, maar met die twee of drie die in Zijn Naam bijeen zijn.
 

Sjaak Jacobse

816