In het krantenartikel wordt gesteld dat het veelal om de prediking gaat. Mensen nemen afscheid van de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking. Daar is veel voor te zeggen. Immers, mensen willen graag een prediking waar ze zich ‘fijn’ bij voelen. En wanneer er gewezen wordt op de totale onmacht aan onze kant en alleen de zaligmakende kracht van Christus’ bloed kan redden, kan dat tegen de borst stuiten.
Toch vraag ik me eerlijk af of dit aan de kerkverlating ten grondslag ligt. In het gesprek met jongeren op school, proef ik juist een verlangen naar en behoefte aan een eerlijke boodschap. Dan gaat je hart sneller kloppen, dan wil en kun je niets anders dan eerlijk de zaken voorhouden. Nee, mijn vraag is anders. Hebben wij deze (doop)leden wel in het oog (gehad)? Hebben wij als kerkenraad, als jeugdvereniging, als ouders, als leden van dezelfde kerkelijke gemeente oog gehad voor hen die dreigden de kerk te verlaten? Het spreekwoord luidt: ‘uit het oog, uit het hart’. Kwam het misschien omdat we geen antwoord wisten op kritische vragen die jongeren stelden? Of de verkeerde antwoorden gaven? Kan het komen omdat wij maar geen manier weten om met jongeren of jongvolwassenen om te gaan? Hebben wij naast hen gestaan in moeite en verdriet? Of wisten we niet wat er in het hart van de jongeren omging? Wat is het gebed onmisbaar. Voor jongeren, voor ouderen. Ik besef dat ik als jeugdwerkadviseur kerkenraden en gemeenten voor een – voor mensen - onmogelijke taak sta. Een zucht blijft over: Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden dezelfs bouwlieden daaraan. Het bouwen is meestal langzaam en in stilte, de vrucht staat echter vast!
Jeroen Kriekaard