Vorig jaar, toen ik de expositie van Vincent van Gogh bezocht, had ik nog de illusie dat er misschien wel één echt werk van Vincent van Gogh te zien zou zijn. Nu echter verwacht ik geen echte werken op de Michelangelo-expositie.
Nadat ik mijn toegangskaartje heb gekocht, mag ik naar binnen. Al direct kom ik een sculptuur tegen van een deel van het bekendste schilderij: de schepping van Adam. Imposant zijn de handen van God en Adam uitgehouwen. Dat dit kunstwerk niet veel waarde heeft, wordt wel direct duidelijk. Het is gemaakt als eerste selfiemoment. Diverse mensen staan al te poseren, voor, achter of tussen de handen. Na dit eerste kunstwerk mag ik aansluiten bij een groep mensen die al staat te wachten. Onder leiding van een gids mogen we verder naar binnen. Zaal voor zaal leidt hij ons rond. Bij elke zaal krijgen we ongeveer 10 minuten de tijd om te kijken en vooral heel veel selfies te maken. Daarna worden we weer snel doorgegidst naar de volgende zaal. Helaas is hier geen gelegenheid om op eigen tempo de diverse kunstwerken te bewonderen. Als je maar iets te lang blijft treuzelen, word je gemaand om door te lopen.
We krijgen van alles te zien, de bekende David, Maria met het lichaam van de Heere Jezus in haar armen en natuurlijk een prachtige weergave van de beroemde Sixtijnse kapel.
Kunst roept verschillende emoties op, je vindt iets mooi of juist niet. Het ontroert je of het verwart je. Kunst raakt je. Nu weet ik niet heel goed wat deze expositie met mij doet. Aan de ene kant roept het herkenning op, omdat ik diverse kunstwerken herken waarvan ik het origineel in Florence of Rome gezien heb. Het roept bewondering op voor het talent van de kunstenaar. De expositie roept ook vervreemding op. Kunst is verworden tot iets plats, waarbij het vooral belangrijk is om zoveel mogelijk selfies te maken. Is er nog oog voor de schoonheid en het talent dat God nog aan de mensheid geeft?